“Ge zijt juist ne vent!” - schreeuw ik haar in frustratie toe en ik been weg. Griet Alice blijft verweesd en in tranen achter op een boomstam aan de potpolder van Temse.
Rond de plas leven heel wat vogels en af en toe kom je er zelfs een hertje tegen. Maar als ze er vandaag al waren, hadden ze zich na dat getier zeker uit de voeten gemaakt richting Steendorp.
Ik ben een roeper als ik boos ben. Ik kan echt spartelen als een duivel in een wijwatervat terwijl mijn ego zijn uiterste best doet om alles en iedereen buiten mezelf verantwoordelijk te maken voor de pijn.
Nors en misnoegd stap ik verder en maak letterlijk en figuurlijk de afstand tussen ons groter. Het winterzonnetje straalt op mijn snoet, terwijl de koude wind aan mijn vingers knabbelt. Het voelt als een mooie metafoor voor de kilheid waar ik in zit en het verlangen naar ontdooien.
Natuurlijk weet ik dat mijn uitbarsting een symptoom is van een onderliggende kwetsuur. Uiteraard weet ik dat roepen niks oplost. We werken dagelijks met mensen aan hoe ze bij hun behoeften kunnen komen en hoe ze hier in verbinding over kunnen communiceren. Ons eigen “Wonderlovers-gehalte” lijkt eventjes zo ver weg.
Maar elke ruzie is ook een cadeau. De boutade: “ruzie lost niks op” is dikke zever. Kwaadheid bewijst dat iets de moeite waard is om voor te vechten. Het gevaar voor een relatie zit immers niet in confrontatie, maar in onverschilligheid.
Hoe we met dat conflict omgaan is uiteraard nog een ander paar mouwen. Roepen, tieren, weglopen zijn uiteraard niet de meest volwassen oplossing. Maar in mijn geval helpt het om eventjes stoom af te laten. Het brengt me vanuit rauwe boosheid naar “wat is er hier eigenlijk aan de hand?”
Mijn vrouw heeft geleerd om op zo’n moment haar shiva-energie boven te halen. Om het niet persoonlijk te nemen en te *spaceholden. “*Laat het er maar efkes uit, lieve schat, zo meteen kom je de echte pijn tegen.”
Een half uurtje later lig ik helemaal opgekruld in de zetel. Met mijn hoofd tegen de zachte welving van haar borst en haar dragende armen om mij heen. Er was duidelijk een diepe pijn geraakt en die had eventjes plaats nodig. Een kleine interne aardbeving die de dingen een beetje herschikt.
Dat is ook de constructieve rol van boosheid: het zet dingen in beweging en schept orde in een systeem dat niet klopt.
“Het raakte me wel toe je zei dat ik net een man was”, fluisterde ze terwijl ze door mijn haren streelde.
“Je schoot helemaal in de oplossings-modus. Alsof mijn angst geen bestaansreden had. Ik wou eigenlijk vooral een beetje empathie en een begripvol oor.”
Soms denken mensen dat wij een perfecte relatie hebben omdat we er altijd zo gelukkig uitzien. Maar eigenlijk hebben we een perfecte relatie omdat we af en toe eens goed ruzie maken. Omdat we durven om in de spanning te gaan en omdat we elke keer opnieuw groeien en leren.
Na zo’n confrontatie eindigen we meestal in elkaars armen en dan denk ik: “fuck, nu zie hier haar nog een beetje liever…”